hebben

hebben
{{hebben}}{{/term}}
I 〈overgankelijk werkwoord〉
[bezitten] have (got)own
[getroffen zijn door] have, be
[in genoemde omstandigheden verkeren] have, be
[(gevoelens) koesteren] havebe
[beschikken over] have (got)
[krijgen] have
[deelachtig worden] haveget
[met betrekking tot iets dat gedaan kan/moet worden] have
[aantreffen] be, have
10 [in genoemde toestand houden] havehold
11 [verdragen] stand, take
12 [+ aan] [nut ondervinden van] be of use (to)
voorbeelden:
1   heb jij een auto? have you got a car?
     ze heeft een boetiekje/reclamebureau she has a boutique/an advertising agency
     iemands hele hebben en houden all someone's belongings
     iets moeten hebben need something
     iets willen hebben want something
     het heeft er veel van dat … it looks very much as if …
     iets bij zich hebben be carrying something, have something with one
     iets vrolijks over zich hebben make a cheerful impression, have a certain cheer
     van wie heeft hij dat? who/where has he got that from?
     veel van iemand/iets hebben look very much/be very like someone/something
     ik heb het niet van mezelf I haven't thought/dreamt that up myself
2   verdriet hebben be sad
     ik wil het niet hebben 〈verbieden〉 I won't have it
     wat heb je? what's the matter/wrong with you?
     wat heb je toch? what's come over you?
     iets aan de voet hebben have something wrong with one's foot/foot trouble
3   ik hoop dat je mooi weer hebt I hope you'll have good weather/the weather will be fine
     het koud/warm hebben be cold/hot
     hoe heb ik het nu met je? what's up with you?
     ik wist niet hoe ik het had I didn't know what to make of it
     hoe heb je het gehad? did you have a good time?, how did you get on?
4   geduld hebben be patient
     hebben jullie wel eens wat met elkaar? is there anything between you?
     hij heeft iets tegen mij he has grudge against me
     hij heeft er niets op tegen he has no objections
5   ze hebben de dief they've caught the thief
     hoe wilt u het hebben? how would you like it? 〈bijvoorbeeld bij bank, met betrekking tot geld〉
     ze heeft het helemaal she's really got it
6   die pantoffels heb ik van mijn vrouw I got those slippers from my wife
     ik heb al veel plezier gehad van mijn nieuwe p.c. my new pc has given me a lot of pleasure
     ik heb het I've got it
     van wie heb je dat? who told/gave you that?
7   die les hebben we al gehad we've already done that lesson
     ik heb nooit Spaans gehad I've never learned Spanish
     ik moet nog een tientje van hem hebben he still owes me ten guilders
     〈beledigend〉 wat moet je (van me) hebben? what do you want (from me)?
     ik moet er niets van hebben I want nothing to do with it
     dat heb je ervan that's what you get
     zo, dat hebben we ook weer gehad well, that's that
8   je hebt alleen maar te luisteren all you have to do is to listen
     (het) met iemand te doen hebben be/feel sorry for someone
     dagelijks met iemand te doen hebben see someone every day
9   daar zullen we/zul je het hebben there we go
     daar heb je het al I told you so
     je hebt/men heeft ook groene there are/you get green ones as well
     wat zullen we nu hebben hey, what's this?
     (kijk eens) wie we daar hebben look who's here!
10  nu kom je waar ik je hebben wil now you're coming to where I want you to be
     zo wil ik het hebben that's how I want it
     iets (gedaan) willen hebben want (to see) something done
     daar heb ik je (I've) got you there
     ik heb hem zover I've managed to persuade him
     een klap van heb ik jou daar a stunning blow/mighty thump
11  hij kan veel/niet veel hebben he can take a lot, he can't take much
12  je weet niet wat je aan hem hebt you never know where you are with him
     〈ironisch〉 nou, daar heb ik veel aan! oh, a (fat) lot of good that will do me
     nu weten we tenminste wat we aan elkaar hebben at least now we know where we stand
     wat heb je aan een mooie auto als je niet kunt rijden? what's the use of a beautiful car if you can't drive?
¶   〈sport〉 die had je makkelijk kunnen hebben that one should have been yours 〈met betrekking tot bal terugslaan/stoppen enz.〉
     ik moest je net hebben you're just the person I want/have been looking for
     moet je net Freek hebben you can imagine Freek's reaction!
     daar heb je hem weer! there he is again; 〈afkeurend〉 oh no, not him again!
     iedereen heeft het erover everybody's talking about it
     hij had het niet meer it was all just too much for him
     wel heb ik ooit! well, I never!
     ik heb het niet op hem I don't like/trust him
     ik zal het er met hem over hebben I'll talk to him about it
     ik weet niet waar je het over hebt I don't know what you're talking about
     daar heb ik het straks nog over I'll come (back) to that later on/in a moment
     nu we het daar toch over hebben now that you mention it …
     daar wil ik het nu niet over hebben I won't go into that now
     ik heb het tegen jou I'm talking to you
     iemand als vriend hebben be friends with someone
II 〈hulpwerkwoord〉
[ter aanduiding van de voltooide tijd bij werkwoord] have
voorbeelden:
1   gelachen dat we hebben did we have a laugh!
     had ik dat maar geweten if (only) I had known (that)
     had dat maar gezegd if only you'd told me (that)
     ik heb met hem op school gezeten I went to school with him
     hij had gezwommen he had been swimming

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.

Игры ⚽ Поможем сделать НИР

Look at other dictionaries:

  • hebben — abi …   Woordenlijst Sranan

  • hebben — hebbe(n obs. forms of heave v …   Useful english dictionary

  • Döss hebben — Emsland / Messingen • Durst, Durst haben …   Plattdeutsch-Hochdeutsch

  • geen geluk hebben — soy / sowtu …   Woordenlijst Sranan

  • medelijden hebben met — saari …   Woordenlijst Sranan

  • Dutch conjugation — Dutch grammar series Dutch grammar Dutch verbs Dutch conjugation t kofschip T rules Dutch nouns Dutch declension Gender in Dutch grammar Dutch orthography Dutch dictionary IJ Dutch phonology …   Wikipedia

  • Idioma neerlandés — Neerlandés Nederlands Hablado en  Países Bajos  Curazao …   Wikipedia Español

  • Haben — 1. Bei Haben lebt sich s besser als bei Habensollen. Ung.: A ki birja, a marja. (Gaal, 837.) 2. Besser haben als hoffen. – Winckler, XVIII, 69. Frz.: Mieulx vault avoir qu espoir. (Leroux, II, 261.) Holl.: Beter hebben dan goed vinden.… …   Deutsches Sprichwörter-Lexikon

  • Leute — 1. A de richa Lüta werd ma nüd rüdig1. – Sutermeister, 143; Tobler, 371. In Appenzell: Von den reichen Leuten bekommt man nicht leere Hände. (Tobler.) 2. Albern Leut dienen nicht in die Welt. – Petri, II, 4. 3. Alberne Lüe sind ock Lüe. (Hannover …   Deutsches Sprichwörter-Lexikon

  • Kind — 1. Ach, dass ich meine armen Kinder so geschlagen, klagte der Bauer, und sie waren des Pfaffen. – Eiselein, 375. 2. Alle Kinder werden mit Weinen geboren. Lat.: Clamabunt E et A quotquot nascuntur ab Eva. (Binder I, 193; II, 497; Seybold, 77.) 3 …   Deutsches Sprichwörter-Lexikon

  • Narr — (s. ⇨ Geck). 1. A Narr hot a schöne Welt. (Jüd. deutsch. Warschau.) Dem Dummen erscheint die Welt um so schöner, als er von manchen ihrer Uebel und Leiden nicht berührt wird. 2. A Narr hot lieb Süss. (Jüd. deutsch. Warschau.) Diese auch in… …   Deutsches Sprichwörter-Lexikon

Share the article and excerpts

Direct link
Do a right-click on the link above
and select “Copy Link”